Zijn leven lang reisde de Boeddha (563-483 v. Chr.) te voet rond tussen de dorpen en steden van Noord-India. Hij gaf veel toespraken en adviezen, niet alleen aan monniken en nonnen, maar ook aan koningen en dorpelingen, paria’s en dieven, want hij kende geen kastenverschil. Dit boek geeft de woorden van Boeddha weer zoals ze door zijn volgelingen zijn opgetekend.
De centrale boodschap van Boeddha was dat ieder van ons door contemplatie vrij kan worden van de onderworpenheid aan verlangens en hunkeringen. Wanneer we zien hoe alles in het bestaan met elkaar verbonden is, kunnen we onszelf bevrijden van eigenliefde en de beperkende grenzen van het zelf. Als het zelf eenmaal zijn macht verloren heeft, wordt er een nieuw bewustzijn ervaren dat tijdloos en ongeconditioneerd is.
Door zorgvuldig vertalen en redigeren van de gekozen fragmenten is getracht zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst te blijven en tegelijkertijd toepasselijke moderne woorden en uitdrukkingen te gebruiken.
De lezer zal ontdekken dat de situaties die Boeddha aantrof bij zijn talrijke ontmoetingen, in wezen dezelfde zijn als de situaties waarin we ons vandaag de dag bevinden. Het advies aan zijn volgelingen is glashelder en ook voor onze tijd broodnodig.