Het Dhammapada bevat de essentie van uitspraken die Gautama Boeddha in honderden toespraken heeft gedaan en die kort na zijn dood door zijn arhats en discipelen werden verzameld. De eenvoud en logica van deze verzen over de dhamma (waarheid, deugd en wet) geven een duidelijk beeld van de praktische toepassing van boeddhistische waarheden. Het ontwikkelen van wijsheid, waakzaamheid, zelfbeheersing en vriendelijkheid wordt aanbevolen om onwetendheid, nalatigheid, begeerte en boosheid te overwinnen. Zo spoort de Boeddha ons aan om door eigen inspanning te streven naar het hogere in onszelf en het pad te betreden dat een eind maakt aan het lijden.
Citaat uit het voorwoord
Volgens de boeddhistische overlevering kwamen kort na het heengaan van de Heer Boeddha 500 van zijn arhats en discipelen in Rãjagaha in vergadering bijeen onder leiding van Kãsyapa om zich de waarheden weer voor de geest te halen die ze van hun geliefde leraar hadden ontvangen tijdens de 45 jaar van Boeddha’s spirituele leiding. Ze hoopten de meest treffende elementen van zijn boodschap zo stevig in het geheugen vast te leggen dat ze een blijvende aansporing tot moreel en spiritueel gedrag zouden worden, niet alleen voor henzelf en de broeders in afgelegen delen van het land, maar evenzeer voor alle toekomstige discipelen die zouden proberen het voetspoor van de Ontwaakte te volgen.